Vijfenzeventig procent

Over de aanleiding en start van het onderzoek Joden in Noord-Brabant 1930-1945.

Lage overlevingskansen

Op 25 en 26 februari 2021 wordt herdacht dat tachtig jaar geleden de Februaristaking plaatsvond. Aanleiding van deze acties in en rond Amsterdam waren de eerste grote razzia’s waarbij honderden Joodse mannen werden opgepakt. Nederland was daarmee het enige land in bezet Europa waar sprake was van een openlijk massaal protest tegen de Jodenvervolging.

In schril contrast hiermee kende Nederland van alle West-Europese landen verhoudingsgewijs echter ook de meeste Joodse slachtoffers van de Sjoa. Met 104.000 doden overleefde 75% van de Joodse Nederlanders de genocide niet.

Op zoek naar verklaringen

Gezagsgetrouwheid van ambtenaren is een veelgehoorde verklaring – of verwijt – voor dit uitzonderlijk hoge sterftepercentage. Ook Bijbelse geboden in de trant van Mattheus 22:21 (“aan Caesar wat van Caesar is”) en anti-judaïsme binnen de Rooms-Katholieke Kerk worden wel aangevoerd om een veronderstelde Nederlandse passiviteit of zelfs meegaandheid ten aanzien van de Jodenvervolging uit te leggen. Daarnaast wordt ook de Joodse bevolking zelf vaak nog exclusief getypeerd als ‘berustend in hun lot’, zelfs als ‘makke schapen die zich naar slachtbank lieten leiden’.

Dat er meegaande ambtenaren waren en er in katholieke kringen een breed gedragen anti-Joodse bias bestond, staat niet ter discussie, evenmin dat er Joden waren die niet wilden of konden vluchten. Maar deze factoren alleen zeggen niet alles. Recenter onderzoek (Griffioen en Zeller, 2012) zoekt de verklaring voor het hoge sterftecijfer veel meer in hoe de vervolging in Nederland door de Duitsers zelf werd vormgegeven, maar het argument dat ‘Nederlandse volgzaamheid’ de belangrijkste factor was, blijft nu en dan de kop opsteken.

Bovendien gaan er achter die 75% grote provinciale verschillen schuil. Waar in Groningen en Drenthe bijvoorbeeld slechts 20% van alle Joden de Sjoa overleefden, lag het overlevingspercentage in Limburg en Utrecht op ongeveer 50%. Op dezelfde manier bestonden er binnen de provincies grote verschillen tussen stad en platteland en tussen steden onderling. Het relatief hoge overlevingspercentage in overwegend katholiek Limburg laat bovendien zien dat negatieve omstandigheden niet noodzakelijk betekenen dat de overlevingskans kleiner was. Kortom, achter de cijfers gaat een heel wat complexere werkelijkheid schuil.

Onderzoek naar specifieke omstandigheden in Brabant

Sinds juni 2020 wordt voor het eerst in een samenhangend onderzoek gekeken hoe de provincie Noord-Brabant zich tot het landelijke totaal en de andere provincies verhoudt. Overleefden hier relatief veel of weinig Joden de Sjoa? Welke factoren waren van doorslaggevend belang van hun overlevingskansen? Waar vallen binnen de provincie verschillen te zien? En de belangrijkste vraag: wat zegt dit over de sociale integratie van Joden in Noord-Brabant?

Als uitvoerder van dit onderzoek ben ik voor de komende jaren verbonden aan Erfgoed Brabant. In deze weblog zal ik periodiek de voortgang van het onderzoek bijhouden en mijn bevindingen vastleggen.


Frank van Doorn
25 februari 2021