Wat is uw achtergrond?
Ik ben van de generatie van vlak na de oorlog, 1949. Die generatie van 1950 tot 1970, die maak je mee dáár [mw. Mohammed is geboren en getogen op Aruba, ouders geboren in Suriname, grootvader van Hindoestaanse afkomst]. Dan ben je 20 en dan kom je hier [in Nederland]. En dan word je geconfronteerd met je geschiedenis, met je afkomst, met je kleur, met je haar, met je uiterlijk. Je krijgt continue kritiek op hoe je eruit ziet, wat je doet, hoe je praat. Je wordt continue bevraagd: “Oh, je kan goed Nederlands.” Dat is zo’n afgezaagd voorbeeld. Toen ik opgroeide hier en ging werken en studeren, zei ik tegen mijn vader: “Weet je, je hebt me niet gestuurd naar een ontwikkeld land maar naar een land in ontwikkeling. Ik zie het elke dag weer gebeuren, de mensen moeten opgevoed worden, geschoold worden.” Mijn vader schreef terug op die blauwe, flinterdunne luchtpostpapiertjes: “Wie gaat dat doen?” Toen heb ik gezegd: “Ik ga het doen.” Die realisatie kwam meteen. Ik was 23 en destijds leerkracht en daarna ben ik de mentaal gehandicaptenzorg in gegaan omdat ik merkte dat wij helemaal niet leuk omgingen met mensen met een verstandelijke beperking. En in de zorg voor verstandelijk gehandicapten heb ik leren kijken naar hoe we met elkaar omgaan. En wat neem je over? En wie neemt het over? En dan merkte ik dat zelfs de mensen met een verstandelijke beperking ook al een beeld hebben meegekregen van zwarte mensen: ik was zwarte piet, ik was Shaka Zulu, ik was Kunta Kinte. Maar je kan er niet op reageren zoals je zou willen, want je bent ook flabbergasted en zo verrast! Soms lach je erom. Je zou willen dat mensen zouden beseffen dat wat men nu zegt, niet prettig is. Maar de woorden heb je op dat moment niet. Het is voor mij een hele grote ontwikkeling geweest doordat ik ging studeren, verder ging studeren, leiding ging geven, en merkte dat ik mensen moest opvoeden. Ik veranderde dat later in mensen hélpen opvoeden en nu noem ik het een bewustwordingsproces. In Nederland wil men feiten, en niet geconfronteerd worden met emoties: “Je wordt zo emotioneel, ga niet zo schreeuwen, waarom word je zo boos?” Natuurlijk word ik boos, als ik niet boos word, gebeurt er niets. Maar ik ben ook gepassioneerd. Dat is ook een gedeelte van mijn opvoeding: het deed me wel pijn maar ik werd niet boos, ik werd verdrietig dat het mij overkwam. En dan ga je studeren en ontmoet je mensen die hetzelfde meemaakten terwijl je nooit met ze hebt gepraat.
Is dat de gedachte waaruit ook de Keti Koti Dialoogtafel is geboren?
Nee! Die Keti Koti Dialoogtafel is pas in 2013 geboren. Het is niet door mij bedacht hoor [de Keti Koti-Dialoogtafel is een initiatief van Mercédes Zandwijken van Code Culturele Diversiteit]. Ik was al jaren bezig met dit item, maar dan in de Randstad. Ik kwam heel vaak in Amsterdam en Rotterdam en dan zag je dat de ontwikkelingen daar verder waren dan in Brabant waar ik toen woonde, in Oisterwijk. Ik had het gevoel, hier gebeurt niets. Dat was mijn visie. Dus ik ging navragen: wat gebeurt hier op basis van de slavernijherdenking en Keti Koti? Vroeger was er meer en toen veel minder. Dus toen ik daar in de Randstad kennismaakte met de Keti Koti Dialoogtafel zei ik: “Dat wil ik ook! Dat ga ik doen in Tilburg.” Dat is mooi, de verbinding zoeken tussen wit en zwart om ons verhaal te vertellen en gewoon te luisteren naar elkaar en niet te veroordelen. Ga aan de praat. We zijn in 2013 begonnen met zijn vieren, vier vriendinnen. In het tweede jaar waren we met ons achten. We zijn gegroeid van een groep van vier tot zo’n 110 mensen vorig jaar. We zochten steeds een ander buurthuis waar we welkom waren. Toen was ik ook in gesprek met Desiree [van Beurden, programmamaker Tijdlab in de Lochal Tilburg]. Ik heb toen gevraagd of we de Dialoogtafel mochten doen in de bibliotheek. Daar had ze wel oren naar maar we waren iedere keer te laat want het programma was al klaar. We hebben dat ook een keer geprobeerd bij het Peerke Donders paviljoen maar daar was het programma ook al klaar. We visten iedere keer achter het net. Toen dacht ik: “Ik blijf het wel warmhouden bij de bieb omdat mensen eerder bij de bieb komen dan bij het Peerke Donders paviljoen.” Maar het kwam er niet van tot ik weer eens ging. Bij de bibliotheek wilden ze het ook en ze gingen verhuizen naar de spoorzone. Als ze daar zouden zitten, zouden wij één van de eersten zijn die daar mochten komen. En inderdaad. Toen de Lochal open ging, belde Desiree en zei ze dat de Keti Koti Dialoogtafel welkom was.
Vinden mensen dat ze bezig zijn met erfgoed als ze deelnemen aan de Keti Koti Dialoogtafel?
Dat moet je tegen ze zeggen. Het betreft wel erfgoed, maar het woord erfgoed gebruikt men niet, Surinamers en Antilianen sowieso niet. We hebben het over verbinding zoeken met elkaar. Toen ik cultuurgeschiedenis als vak deed, hoorde ik de leerkracht vragen: “Wat is erfgoed?” En ik hoor me nog tegen hem zeggen: “Erfgoed is alles wat je erft en het is goed.” Maar dat was het niet volgens de leerkracht en daar is het bij gebleven. Op dat moment was dat voor mij niet jammer want ik had er nooit bij stilgestaan. Ik heb verder ook niets onthouden van die lessen maar ben er zelf mee aan de slag gegaan want als je bezig bent met Keti Koti, je eigen familiegeschiedenis en het woordje erfgoed valt regelmatig, en als je in Tilburgse historie geïnteresseerd bent, dan ga je zien dat er meer erfgoed is dan alleen Keti Koti. Toen zei ik: “Oké, ik vind dat dit valt onder erfgoed.”
Dit jaar hadden we zo’n mooi programma voor de maand juni in de Lochal, met onder andere ‘Mapping Slavery’ in Brabant, maar toen kwam Covid 19. Maar de basis is in elk geval gelegd voor Tilburg. Men kijkt vaak naar de Randstad maar Brabant heeft die connectie ook. Neem bijvoorbeeld de familie Bles, er is hier ook een Bleshof. Dat waren twee broers en één van hen was eigenaar van een koffieplantage Mocha in Suriname. Zelf woonden ze in Tilburg. Zodoende was hij wel gelieerd aan het slavernijverleden. Als men dat niet weet is het geen probleem, want door lezen worden ze zich ervan bewust. Heel veel Surinamers weten dit ook niet. Dat wil ik doen: veel meer kennis overdragen, en als ik het niet kan iemand anders zoeken die geschiedenis heeft gestudeerd en vragen of die het wil doen. Dat is ook belangrijk voor de Tilburgse gemeenschap, zwart en wit. Dat wil ik veel meer propageren: mensen, wees bewust dat Tilburg ook een connectie heeft met de Caraïben en niet alleen via Peerke Donders. Ik ben heel kritisch op ‘Ons Peerke’. Ik ben mij gaan verdiepen in die meneer. Tegelijkertijd werd ik boos. Toen ik het standbeeld zag, had ik kritiek. Dat is niet om hem kapot te maken maar echt om het beeld. Dan plaats ik het niet in de context van toen, maar in het nu. Ik kijk er nú naar. Toen waren er geen zwarte mensen die zich eraan stoorden, nu zijn er zwarte mensen hier die zich eraan kúnnen storen. Niet alle zwarte mensen hebben dat maar ik stoor me eraan. Sommigen vinden het prachtig maar je hebt dát [de figuur van Peerke Donders die staat] en dát [de figuur van de zwarte man uit die aan de voeten van Peerke Donders knielt terwijl Donders’ hand op zijn hoofd rust.] Wat mij het meeste stoort in dat beeld is niet eens de houding - ook al doet het pijn dat die zwarte man daar wordt gehouden - maar dat we allemaal de naam van die witte man weten en geen van allen de naam van de zwarte man. En dat irriteert me. Moet het beeld weg? Absoluut niet. Moet het daar blijven staan? Liever niet. Breng het naar het Peerke Donders paviljoen, maak het af. Er is daar een hele mooie tuin voor hem alleen.
We kunnen best stellen dat uw werk ook heel persoonlijk voor u is
Ja, het raakt me. Elke dag, als ik hiernaar toe loop en ik zie hoe mensen naar mij kijken terwijl er heel veel op televisie is geweest [rondom de zaak George Floyd en de beweging Black Lives Matter]. Sommigen groeten en dat valt op. Dat is niet vanzelfsprekend. Maar aan de andere kant, groet ik zelf? Ook niet meer. Dus je moet ook naar jezelf kijken. Iedere zwarte persoon heeft dat meegemaakt, dat je zo lief mogelijk wil overkomen want je wil niet die boze zwarte vrouw zijn. Maar witte mensen mogen wel dingen schreeuwen. Er zijn zoveel dingen die gebeuren die wij niet mogen. Wie heeft gezegd dat wij dat niet mogen? Kijk maar naar de reacties! Daarvoor vechten we, gewoon gelijkwaardigheid. En als je de strategieën gaat bestuderen en je ziet wat er gebeurt… ik merk nu dat ik veel meer waarde hecht aan geschiedenis omdat ik de gevolgen van die geschiedenis dagelijks aan den lijve ondervind. Maar jij toch ook? Alleen zijn de gevolgen soms verschillend vind ik.
Wat vindt u van de term ‘gedeelde geschiedenis’?
Ik vind het woord ‘gedeeld’ taalkundig discutabel. Taal is ook gevoel hè? Want als je zegt ‘gedeeld’ dan sta je voor mij op gelijke voet met anderen: ik heb mijn gevoelens met jouw gedeeld, omdat ik je vertrouw. Maar ten tijde van de slavernij en het kolonialisme stond je niet op gelijke voet. De rollen waren verdeeld, we waren verdeeld qua gevoelens en volgens mij was er weinig onderling vertrouwen. En daarom heb ik een beetje moeite met die naam. Ik sprak een dame van 18 jaar, van de Indiase diaspora, en die zei: “Jullie generatie heeft zoveel gepraat en er gebeurde niets. Jullie generatie praat over gedeeld verleden, wij niet. Wij praten over gedwongen verleden. Er is niets gedeeld.” Dus die term, daar schuurt iets. Anderen kunnen mij uitleggen waarom het wel zo zou moeten heten, maar ik heb er moeite mee. Daarom koos ik voor de Keti Koti Dialoogtafel, dat vind ik een mooi medium, de dialoog.
Wanneer werd de stichting Comité 30 juni – 1 juli in het leven geroepen?
We waren al bezig met de dialoogtafel en toen kwam de vroegere voorzitter van NiNsee naar Tilburg. Ik had hem gezegd: “Waarom kom je niet naar Tilburg, naar Brabant, wij zijn er ook.” Toen zei hij dat ze overal in Nederland bezig waren met het oprichten van comités a lá 4 en 5 mei en die heetten Comité 30 juni-1 juli. Wij waren toen nog aan het zoeken naar een naam voor de stichting. We waren met een groepje [de Keti Koti-werkgroep] en ik gaf aan dat ik wat voor die naam voelde. Een deel van de groep voelde meer voor de naam Gedeeld Verleden, Gezamenlijke Toekomst. Die naam schuurde bij mij, maar als anderen dat wilden dan kon dat. Daarom hebben we nu ook twee stichtingen in Tilburg. Maar ik wilde mee met NiNsee, daar zit een visie achter: het verspreiden van het idee van 30 juni – 1 juli. Dat is het mooiste wat er is: Keti Koti gaat beklijven en iedereen weet wat ze horen bij 30 juni en 1 juli net als bij 4 en 5 mei. Op 24 oktober 2019 is deze stichting opgericht.
Wat is de gedachte achter de stichting?
Ik vind het mooi om te herdenken en te vieren. Twee dagen a lá 4 en 5 mei. Ik heb daar altijd met ontzettend veel ontzag naar gekeken. 4 mei is zo goed, zo sereen en mensen zijn er zo bewust mee bezig. En op 5 mei gaat iedereen vieren. En op 4 mei staat ook iedereen stil. Die verbondenheid – ik krijg kippenvel – die zou ik ook willen zien bij 30 juni en 1 juli. Vooral bij 30 juni, sta stil bij de herdenking. En vier het feest op 1 juli. Maar dat is ook nog een discussie, vieren we 1 juli 1863 of 1873? Wettelijk kregen Suriname en de Antillen in 1863 vrijheid van slavernij. Maar het is altijd verzwegen dat ze nog 10 jaar moesten werken.
Wat waren uw verwachtingen toen u begon met de stichting?
Ik dacht: de naam zal geen probleem zijn als ik het zo uitleg als NiNsee het doet. Maar er bleven twee kampen. We zijn in gesprek gegaan en er bleken meer plekken te zijn die twee Keti Koti stichtingen hadden. Maar in klein Tilburg, twee stichtingen met hetzelfde doel? Maar ik voelde meer voor het comité. Mijn hoop voor het Comité 30 juni – 1 juli is nog steeds niet veranderd: dat we landelijk gaan opereren en iedereen in Nederland weet over Keti Koti, ons slavernijverleden. Dat herdenken we op 30 juni en 1 juli hebben we feest omdat we vrij zijn. Het is belangrijk om die geschiedenis door te blijven vertellen. Iedereen weet wat er in de Holocaust is gebeurd, er is niemand die dat niet weet. Zo willen wij hopelijk ook over dit stukje geschiedenis van Nederland een bewustwordingsproces op gang brengen. De Keti Koti Dialoogtafel is nu onderdeel van deze stichting.
Kunt u wat meer vertellen over de organisatie van de stichting?
We hebben een bestuur van vijf leden. We proberen aan de weg te timmeren, zeker de komende tijd bijvoorbeeld met Mapping Slavery, lezingen, de Keti Koti Dialoogtafel en ons eigen Pramisikoor [Pramisi betekent belofte in Sranan Tongo]. Dat bestaat dit jaar dertig jaar. Het is een vrouwenkoor. We hebben dit jaar ook een website gebouwd. Elke keer proberen we er steeds meer mensen bij te betrekken en we houden ons bezig met alles wat te maken heeft met het koloniale verleden en de gevolgen. Op 10 oktober willen we bijvoorbeeld aandacht besteden aan de Tilburgse Marron-gemeenschap. En we besteden aandacht aan 25 november, de onafhankelijkheid van Suriname. We kijken breder, maar juni is de Keti Koti maand. Eergisteren had ik nog contact met een Antilliaanse groep, de Caraïbische senioren, om te kijken of zij nog wat doen op 17 augustus. Dan wordt de vrijheidsstrijder Tula herdacht. Maar we weten niet of er wat gebeurt vanwege Covid 19. We houden het continue in de gaten, ik vind het belangrijk. Ik werk ook samen met ARG [antiracisme groep Tilburg], het Ronde Tafel Huis en de liberale Joodse gemeenschap. Ik probeer inclusief te zijn en geef inhoud aan inclusiviteit. Dat moet geen loze term zijn.
Vorig jaar hebben we met werkgroepen gewerkt. We hebben daarvoor een oproep gedaan aan onze kennissen om een workshop te volgen zodat ze de Keti Koti Dialoogtafel kunnen geven. We hadden zeventien mensen en daarom was het een andere opzet. We werken daarbij ook met de werkgroepen PR, keuken, flyering, communicatie. Daar zijn zeker twintig mensen bij aangesloten. Dit jaar hebben zij gevraagd of het [de Dialoogtafel] doorging, maar vanwege Covid niet op die manier. Wel hebben we gewerkt met het Zuidelijk Toneel, zij namen contact op om samen iets te doen. Zij hebben toen gewerkt met jongeren aan een stuk over Fort Boekoe. Dat is een oude nederzetting die een belangrijke rol speelde in de Boni-oorlog en is symbool voor de opstand van de slaven tegen het plantagesysteem en de koloniale overheersing. De jongeren hebben wel met mij een digitale Dialoogtafel gedaan. Dat was heel mooi. Daarna hebben zij nieuwe rituelen ontworpen voor de Keti Koti-herdenking. Het theater heeft een alternatieve herdenking gemaakt met de jeugd. Ze hebben toen een libretto uitgebracht waarvoor ik het voorwoord heb geschreven en ze hebben ook een Kwakoebeeldje gemaakt. Het was heel mooi gedaan. En volgend jaar, als de mogelijkheid bestaat, willen ze weer samenwerken.
De stichting heeft een breed netwerk omdat wij dat al als Keti Koti-werkgroep hadden. Wij borduren voort op die werkgroep. Daarin zitten: De LocHal, het Stadsmuseum Tilburg, het Ronde Tafel Huis dat al twee jaar lang een film draait in het kader van Keti Koti, de liberale Joodse gemeenschap die op de achtergrond meedenkt en meepraat, de ARG die met ons meedenkt en aan het begin alle promotie voor ons hebben gedaan, de Caraïbische senioren en het Pramisikoor. Met die mensen draaien we de hele Dialoogtafel en de hele maand juni op weg naar 1 juli – de kranslegging en de speech van de burgemeester.
De gemeente Tilburg helpt ons ook. Vorig jaar hebben we voor het eerst de wethouder, Rolph Dols, uitgenodigd om mee te doen met de Keti Koti Dialoogtafel: vertel eens iets over uw eigen betrokkenheid bij het koloniale verleden en de omgang daarmee? Hij zou een half uur blijven maar is langer gebleven. Hij was zo geïnteresseerd en werd zelfs een beetje emotioneel. Hij vertelde dat hij inderdaad nooit bewust ervan was en hield zich er niet mee bezig. Het was geen issue. Maar nu hij merkt als wethouder hoeveel pijn er ook is en wat hij hoort en ziet, nu vindt hij het superbelangrijk om aandacht eraan te besteden. Ik ben nog niet zover dat ik kan zeggen dat de hele gemeente daarin meegaat, maar ik weet wel dat wethouder Dols daarin mee gaat. Bij de provincie ken ik niemand en ik weet ook niet hoe ik op provinciaal niveau moet komen. Erfgoed Brabant doet wel mee via Petra [Robben, o.a. Stadsmuseum Tilburg]. Zij hebben ook een keer geïnvesteerd in onze klederdrachtshow drie jaar geleden. Hoe ik het verder moet gaan uitbouwen, daar heb ik misschien de know how niet voor. Die moet ik gaan zoeken. Ik hoef niet alles te kunnen, ik moet mensen zoeken die dat kunnen. Dat is die samenwerking die we bewerkstelligen en dat vind ik superbelangrijk. Ik zeg altijd: “We praten over zwart en wit, met beide”, maar waarom? Heel simpel; we hebben elkaar nodig. Soms zit de know how van de juiste connecties vinden in de instituten, daarbij zoeken we de aansluiting.
Hoe gaat die uitwisseling, voelt u bijvoorbeeld wel eens een muur?
Daarbij voel ik geen muur. Ik ga gewoon langs. Ik trotseer nu alle muren. Ik voel mezelf niet belemmerd en heb daar ook de leeftijd niet meer voor. Ik ga ermee aan de slag en ik zie wel. Hebben ze belangstelling, dan hoor ik het wel. Hebben ze geen belangstelling, dan hoor ik het ook. Maar het is mooi dat je het vraagt want toen ik acht, negen jaar geleden begon ging ik naar de krant. Ik ging vragen of ze een stukje wilden plaatsen. Het ging over het koloniaal verleden en het slavernijverleden en daar wilden we iets voor organiseren. Ze zeiden: “O mevrouw, daar is geen toestemming voor. Ze keken me niet eens aan. Maar omdat ik het gewend was dat ik zo behandeld werd, ging ik al ‘gewapend’ daarnaar toe van: ze willen het toch niet maar je weet maar nooit. Weet je het spreekwoord over met de staart tussen je benen weggaan? Ik wist nooit wat het betekende en hoe het voelde, maar zo voelde het echt. Toen bedacht ik, ik hoef het niet zelf te doen maar ik moet mensen zoeken die wel ingang hebben. Witte mensen kunnen ook ‘witte sleutels’ zijn. Ik heb witte sleutels nodig om al die witte deuren waarachter witte mensen zitten te openen. En ik schaam me niet om dat te zeggen. Ik heb de zwarte hoofdsleutel gebruikt, maar de deur ging niet open. Ik blijf de hoofdsleutel, maar ik heb witte sleutels nodig om daar te komen zodat ik kan zeggen “Hallo, hier ben ik.” Het is niet negatief bedoeld, maar het is de realiteit.
Zegt het woord erfgoedparticipatie u iets?
Ja. Het woord zegt het al: je participeert samen in dat erfgoed. Het is een gezamenlijk erfgoed, maar wat is dat: het slavernijverleden of het koloniale verleden? Slavernij is een deel van het koloniale verleden en het werkt door, al die onderdrukkingen. Mensen zeggen weleens dat er ook goede dingen zijn gebeurd en dat klopt ook: scholen zijn opgericht, de fraters van Tilburg hebben goed werk verricht. Ik zeg ook niet dat het alleen maar akelig was, maar de doorwerking is nog steeds akelig. En daar werk ik mee om te kijken hoe we dit samen tot een mooi geheel kunnen brengen: samen verder. Daarvoor zijn ook witte sleutels nodig, ik schaam me ook niet om dat te zeggen. Je moet elkaar kunnen vinden, vragen: "Wil jij dit voor mij doen?" En als ze het niet meteen voelen, moet je later terugkomen en andere woorden kiezen. Maar je boodschap moet duidelijk zijn totdat die ander zegt: “Juist!” In het Surinaams zeg je: “I Firi? Voel je me?” Het is mooi om te ervaren.
Wij zijn continue bezig om partners te zoeken. Wij zijn continue bezig om kenbaar te maken waar we mee bezig zin: Keti Koti in Tilburg, a lá 4 en 5 mei: 30 juni herdenken en 1 juli vieren, doe met ons mee. Het einddoel is dat heel Nederland een nationaal feest heeft. Het mag in twee dagen, maar we kunnen ook beginnen met 1 juli, feest! Het liefst allebei, maar als we beginnen met een nationale feestdag en viering kan ik me daar ook in vinden. Op dit moment heb je sommige plekken in Nederland die alles doen op één dag – een stukje herdenken en een stukje vieren - maar dat vinden we zelf niet zo passend. Als je bezig bent met het herdenken, het herinneren, het innerlijke stilstaan bij je voorouders en goed nadenken en bezinnen over welk leed ze hebben ondergaan om jou hier te plaatsen, jouw vrijheid, dan moet je dat in alle waardigheid doen. Eérst herdenken en dan pas kun je met een fijn gevoel zeggen: “Dank je wel, ik ga vieren waarvoor jij hebt gewerkt en waarvoor ik verder werk, samen met de mensen om mij heen die bewust zijn van het feit dat het goed is wat we doen.” Daarvoor heb je eerst de context nodig waarvoor we herinneren. Ik hecht ook veel waarde daaraan en leg ook bloemen bij het Comité 4 en 5 mei als voorzitter van Comité 30 juni – 1 juli. Ik vind dat belangrijk, je maakt deel uit van deze gemeenschap dus ik vind het vanzelfsprekend dat je ook meedoet. Je kan niet spreken over inclusie als je zelf niet meedoet. Het is geven en nemen.
Hoe draagt u die inclusiviteit uit binnen de stichting?
De leden van de stichting staan allemaal achter inclusie. Drie van de leden zaten al in de werkgroep, drie anderen zijn nieuw. Ik ben de voorzitter omdat ik al niet meer werkte, en de vergaderingen vonden bij mij thuis plaats. Dan bespraken we de thema’s. Zo werd het eigenlijk geboren, iedereen dacht mee: wat gaan we doen, hoe gaan we dat doen, wie hebben we daarvoor nodig, hebben we geld? Meestal hebben we geen geld maar krijgen we donaties, zoals van Erfgoed Brabant. De gemeente is pas in 2018 begonnen met Keti Koti en toen kregen we 1500 euro voor de herdenking. Dit jaar hebben we voor de invulling van Keti Koti geld gevraagd en dat is gehonoreerd door de gemeente.
Er komt steeds meer belangstelling voor Keti Koti uit de gemeenschap. Je moet wel hard trekken en veel reclame maken, maar het komt er wel. Van beide kanten: ook van Surinamers en Antillianen en allen die zich Tilburger voelt. Men vraagt nu ook: “Mevrouw, u bent van de Dialoogtafel, komt dat nog dit jaar?” Ze herkennen me, dat is leuk.
Gaat u ook buiten uw netwerk met anderen in gesprek?
Eergisteren vroeg een leerkracht aan mij vanuit Den Bosch om ook een dialoogtafel in Den Bosch te doen. Breda is ook bezig. Dat is uitstekend, doe dat. Ze willen in Den Bosch ook een Comité 30 juni – 1 juli oprichten. Dat is interessant, meteen doen, en wel contact en samenwerking zoeken met de anderen. Niet apart blijven, dat werkt niet. In Den Bosch moet dat lukken, maar de initiatiefnemer – een zangeres bij het Pramisikoor – kreeg niet genoeg mensen om de tafel. Ik heb gezegd: “Doorgaan, gewoon beginnen, al ben je met zijn tweeën.” Ga niet denken dat het alleen mensen moeten zijn met een Surinaamse oorsprong, je mag ook beginnen met mensen die zich gewoon betrokken voelen bij dit geheel. Het is geen Surinaams ding, het is een gezamenlijk ding.
Wat vindt u van de huidige ontwikkelingen, bijvoorbeeld de beweging Black Lives Matter en dat ook steeds meer wordt uitgezocht over het slavernijverleden in ‘de Oost’ onder de VOC?
Ik vind het heel goed dat dit gebeurt. Maar ik zou ook graag willen dat die mensen zouden toegeven dat de aandacht deels komt omdat zwarte mensen in opstand zijn gekomen, worden vermoord, en sommigen al die tijd vaak zwegen. In Nederland is er nu ook een discussie rondom het gesprek van Jort Kelder, dat er in die uitzending alleen mensen van de Surinaamse diaspora waren, van Afro-Caraïbische oorsprong en dat de mensen van de Indiase diaspora, de Hindoestanen, niet aan tafel zaten. Zij vragen zich af hoe het kon dat de NOS hen niet heeft gevonden. Die discussie is er ook, omdat iedereen weet dat Suriname is gemaakt door import van Afrikanen, Hindoestanen, Chinezen… al die bevolkingsgroepen leven daar. Dus als je gaat praten over de afschaffing van de slavernij in Suriname, dan hebben al die bevolkingsgroepen het meegemaakt. Wie zet je dan aan tafel? Het momentum is er nu om het breder te trekken.
Minderheidsgroepen maken allemaal mee dat zij zich buitengesloten voelen en dan gaan ze vechten voor hun eigen plek. Gelukkig. Daarom heb ik veel hoop voor de jeugd die dit ziet, die in de geschiedenis duikt en de woorden zoekt en vindt om het bespreekbaar te maken. En desnoods de discussie aangaan met hun eigen ouders. Dat is heel goed - moeilijk maar goed. Je verliest vrienden, je verliest kennissen, wellicht even de connectie met je opa, oma. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, dus je komt weer bij elkaar. Luister gewoon naar elkaar. Het is credit voor de jeugd dat ze het zo doen, met andere tools als social media. Eén druk op de knop en de hele wereld luistert.
Waar bent u tevreden over als het gaat om de stichting?
Ik ben tevreden over het enthousiasme waarmee we willen werken, de commitment waarmee we zeggen: “Nu is de tijd rijp om ons kenbaar te maken, we moeten daar komen en ons presenteren in Tilburg. Hier zijn we, luister naar ons.” Daar ben ik blij om. En het feit dat men keihard werkt en zich bewust is van het feit dat het werk samen moet gebeuren, dat je het echt niet alleen kan. Daar ben ik trots op. Ik ben er ook trots op dat ik medewerking krijg als ik de partners benader, dat ze eigenlijk allemaal zeggen: “Ja!”
Wat zou u nog willen verbeteren?
Binnen de stichting: onderlinge communicatie. Hoe gaan we goed met elkaar praten, hoe gaan we afspraken formuleren en hoe kunnen we het concreet maken. Geen vage termen gebruiken maar concreet omschrijven wat we willen doen. Als je je doelstelling goed formuleert heb je al het halve werk gedaan. Wat willen we echt? Niet van: “We willen een bewustwordingsproces op gang brengen.” Ja dat is mooi, hoe doe je dat? Wat gaan we concreet doen? Eén van de grootste dingen: luister naar elkaar. Dat is zo moeilijk hè? Goed leren luisteren. En het grootste gedeelte: dat ik niet steeds hoef te leuren om een beetje geld. We houden het al zo goedkoop mogelijk en ik moet zoveel doen om een beetje geld. Maar we blijven doorgaan. Gewoon doen. Dat zijn systemen en je weet dat die systemen zo werken. Go with the flow en kijk gaandeweg of je het kan veranderen. Niet als een kudde olifanten, maar laat ze weten waar je mee bezig bent en wees duidelijk en open. En sta ook open voor de anderen. Het is een lange weg. Wat we nog meer willen verbeteren is het aanvragen van subsidies voor onze doelstellingen. Ook zou het fijn zijn om een eigen werkplek/vergaderplek te hebben met de juiste internetmogelijkheden.
Ziet u nog kans om uzelf te ontwikkelen?
Ja, want ik lees me te pletter. Er komen zulke mooie nieuwe boeken en initiatieven van de jeugd. Ik krijg veel informatie uit heel Nederland over waar ze mee bezig zijn. Een lezing in Amersfoort of een tentoonstelling daar in KadE. Dat stuur ik meteen door [naar de leden van de stichting] en ik zeg ga, ga, ga! Ik wou dat ik veel geld had en een grote bus kon huren om iedereen mee te nemen want dit is educatie. Het is belangrijk wat musea allemaal doen op dit gebied, fantastisch. Dat bijvoorbeeld Valika Smeulders nu in het Rijksmuseum werkt. En dat jongere mensen dit thema op zo’n mooie manier kunnen verwoorden, met de tools die bij dit tijdstip horen. Dan denk ik, het is tijd voor mij om te zeggen: “Take it away.” Het is mooi, ik blijf het volgen. De jeugd heeft onze rugzak niet, zij groeien op met Ethiopiërs, Somaliërs, Turken, Marokkanen, Syriërs, noem het maar op. Zoveel nationaliteiten in de klas, zoveel visies, zoveel meningen, zoveel kleuren, zo prachtig. Het doet me denken aan ‘Wan Bon’ [Eén boom], een prachtig gedicht van Dobru: één boom, zoveel takken. En zo zie ik het ook. En als ik de jeugd nu zie opgroeien en die durven op te komen voor waar ze voor staan, dan denk ik ‘Chapeau’. Zeker de witte jeugd die we gewoon nodig hebben en die zegt: “Verdorie, ik heb een zwarte vriend of vriendin en ik herken niet wat men zegt over hem of haar.” En vergeet niet de liefde tussen de mensen. En de nakomelingen. De nieuwe generaties. Het is veranderd in een paar jaar tijd. Het is prachtig, wat er allemaal is verzet door al die groepen. Ik vind het goed. Onze werkgroep heeft ook goed hun best gedaan. Een paar jaar geleden gebeurde er niets, pas sinds 2018 hebben we een kranslegging, hebben we de burgemeester die praat, de wethouder die meedoet aan de Keti Koti dialoogtafel. En dan denk ik: “In zo’n korte tijd? Tilburg, je kan meer!” Maar de basis is gelegd en we gaan er voor zorgen samen. Tilburg, here we come!
Interview met Carla Mohammed, voorzitter en medeoprichter van Stichting Comité 30 juni - 1 juli Tilburg.
Rianne Walet, juli 2020.
Klik hier om de website van Stichting Comité 30 juni - 1 juli Tilburg te bezoeken.