Hoe kijkt u aan tegen erfgoed?
Als je kijkt naar de historie van erfgoed, merk je dat het komt vanuit monumentenzorg, vanuit de overheid. Dit ging om gebouwen die moesten worden onderhouden met subsidie. Op een gegeven moment is er meer aandacht gekomen voor breder erfgoed. Immaterieel erfgoed komt de laatste tijd erg op, het erfgoed met betrekking tot landschappen ook. Het scala wordt breder en verplaatst zich van alleen de huizen en kerken naar dat erfgoed een plaats heeft in het maatschappelijk functioneren van mensen. Zeker wanneer men van de productieve naar de improductieve periode gaat. Met de productieve periode bedoel ik dat mensen deelnemen aan de maatschappij en bezig zijn met geld verdienen. In de improductieve periode [na pensionering] ben je meer bezig met jezelf, je zelfontwikkeling en jezelf te vinden in het sociale domein. Dit kan in een dorp of in een vereniging of iets anders.
Bent u zelf ook op deze manier bij heemkundekring Teterings Erfdeel gekomen?
Ik was altijd al, naast mijn werk, geïnteresseerd in geschiedenis. En dan met name de lokale geschiedenis. Vanuit dat oogpunt ben ik erin gerold. Ik heb een medisch-technische achtergrond als orthopedisch chirurg en ben in Tilburg geboren en getogen. Ik kwam in Teteringen wonen voor werk. Ik had wat bestuurlijke ervaring opgedaan vanuit mijn vak; een jaar of 15 ben ik medisch manager geweest. Daarom werd ik gevraagd als voorzitter. De hoofdtaak van de voorzitter is om de structuur te handhaven en vorm te geven en het contact met de buitenwereld zoals andere verenigingen te onderhouden en te werken aan de positionering in Brabant zelf. Ik ben extra geïnteresseerd in Brabantse geschiedenis. Na mijn pensionering heb ik via Erfgoed Brabant bij Jos Swanenberg [prof. Dr. Diversiteit in taal en cultuur in Brabant] een cursus bijgewoond bij de Universiteit Tilburg. Dat was ontzettend leuk en illustratief om te zien hoe je Brabantse geschiedenis vorm kunt geven. Vanuit dat oogpunt kom je vanzelf andere dingen tegen. De heemkundekring was er al. Ik ben de tweede voorzitter. De eerste was de oude schoolmeester en hij is 25 jaar voorzitter geweest. De heemkundekring is nu zo’n 28 of 29 jaar oud.
Wat waren uw verwachtingen toen u begon?
Ik verwachtte dat ik de vereniging meer structuur kon geven en de positie in het dorp kon verbeteren, dat we niet meer een geïsoleerde groep waren maar deel uitmaakten van een groter geheel. Dus dat het niet alleen een sfeer is van een opbergplaats van spulletjes, maar dat je die opbergplaats ook gebruikt als een podium in het dorp. Daar zijn we aardig mee onderweg.
Heeft u zelf nog kennis en vaardigheden kunnen opdoen in uw tijd bij de heemkundekring?
Absoluut. Doordat je ermee bezig bent heb je veel meer oog voor allerlei onderwerpen en de positionering van de geschiedenis. Je krijgt ook meer oog voor hoe het was in het dorp: waar lagen de belangen en wat was de structuur? Dat is een les voor jezelf, hoe zat het nou? Ook merk je dat je moeite moet doen om mensen uit hun eigen schulp te krijgen. Hoe vaak ik niet moet vragen aan mensen om hun verhalen te vertellen en op papier te zetten. Ik noem maar iets, er is een plaatselijke knipvereniging die dingen minutieus uitknippen. Die zien dat niet als een kunstvorm of als potentieel erfgoed. Ik denk dat het helpt om daar voor hun netwerk tentoonstellingen over te maken en het op een andere manier onder het oog te brengen. Ik denk dat een netwerk ook goed kan helpen bij kennisdeling over immaterieel erfgoed, wat immaterieel erfgoed is en hoe het in je dagelijks leven al aanwezig is zonder dat het expliciet genoemd is. Daar heb ik laatst ook een lezing over gegeven bij De Orde van de Prins, een vereniging waarbij ik aangesloten ben en die zich richt op taalkundige ontwikkeling van de Nederlandse taal tussen de Nederlandse en Vlaamse gemeenschap.
Vindt u dat u bezig bent met erfgoed binnen de heemkundekring?
Ja, dat denk ik wel. Ik denk dat we bezig zijn met erfgoed in de zin dat we proberen het gevoel en de sfeer van het dorp zoals het was en zoals het zich ontwikkeld heeft zichtbaar te maken. Ook besteden we aandacht aan de plaats van het dorp in de omgeving. Teteringen is een heel oud dorp. De wijken als Het Ginneken of De Baronie worden nu langzaam geïncorporeerd door de stad Breda en zo blijft het kleine dorpje Teteringen over. Vanuit dat oogpunt zijn we begonnen met het verzamelen van stukken. Mensen wilden dingen weggeven of wegdoen en wisten niet waar ze het naartoe moesten brengen. Daarom was het goed dat er een vereniging in Teteringen was die de stukken overnam, zodat mensen het gevoel hadden dat hun spullen wel in de buurt bleven. De Teteringse identiteit is belangrijk. Dat zie je aan de mensen die hier in de Heemschuur komen als vrijwilliger of als bezoeker. Zij komen vaak uit de buurt.
Hoe zit de heemkundekring in elkaar?
Wij hebben ongeveer 300 leden. In de werkgroepen zijn zo’n 30 tot 40 mensen actief. Daarnaast hebben we een groep die het bestuur vormt. In januari ben ik vier jaar voorzitter. Het bestuur zorgt voor de lijn in het jaar en houdt de zaken bij elkaar. Onderling zijn er een paar werkgroepen die de projecten uitvoeren. Deze projecten zijn: de heemschuur en de activiteiten, de inventarisering van de collectie in Memorix Major en het uitgeven van het heemkundeblad. De middelen die we gebruiken zijn de contributie en de opbrengsten uit de collectebus die hier in het museum hangt. Uit advertentie-inkomsten via het heemkundeblad halen we ook geld op.
Hoe werkt de heemkundekring?
De laatste jaren hebben we de ombouw van de schuur gedaan zodat we nu verschillende cellen hebben [afbakeningen in de collectie op basis van thema’s als keuken, woonkamer, ambacht, religie, etc.] en een middendeel met tafel waar we vergaderingen en bijeenkomsten kunnen houden. Het museum is een keer in de 14 dagen open op zondag. Elke maand proberen we ook iemand uit het dorp de gelegenheid te geven om de creatieve activiteiten die die persoon heeft tentoon te stellen. De heemkundekring biedt zo een podium voor lokale mensen om dingen te laten zien aan wie hij of zij ook uitnodigt. Dan zie je dat heel veel nieuwe mensen komen kijken, en dan zien zij ook onze collectie. Mensen zijn dan vaak verbaasd dat ze wel in de buurt wonen maar hier nog nooit zijn geweest. En dan komen ze ook terug. Zo proberen we het beeld te vergroten. Oudere bezoekers voelen vaak herkenning bij de collectie, jongeren meer verbazing dat er nog zoveel objecten aanwezig zijn. Ouderen brengen dan ook vaak hun kleinkinderen mee. De verhalen komen dan vanzelf: bij een dood object komt een levend verhaal.
Hoe is de collectie tot stand gekomen?
De collectie bestaat volledig uit schenkingen, we kopen niets. De gemeente Teteringen is op een gegeven moment opgegaan in de gemeente Breda. Een aantal goederen die uit die fusie kwamen zijn toen hier terechtgekomen. De inwoners van Teteringen weten ons ook te vinden, ze weten dat we maandagochtend open zijn. Er zijn veel mensen die dingen komen brengen als ze aan het opruimen zijn of als ze gaan verhuizen. Dan proberen we eerst te kijken naar wat we aankunnen. Ook kijken we naar dubbelingen. Als iemand weer met een naai- of typemachine komt dan moet het wel een heel apart exemplaar zijn voor we het toevoegen aan de collectie. Als wij het niet kunnen toevoegen, kijken we altijd eerst of er een andere heemkundige vereniging is die zichzelf toelegt op de objecten. En soms kunnen mensen delen van een object hergebruiken. We selecteren ook wel op verhalen. Nu zijn we nog bezig met de collectie op z’n plaats te zetten per thema. We proberen in Memorix Major ook verhalen bij de stukken te zetten over waar iets vandaan komt en wat de mensen die het hebben gegeven erover vertellen. Het moet een combinatie zijn van object en verhaal. Zeker als je een voor het dorp herkenbaar verhaal hebt, dan moet je het object houden. Zo hebben we borden met de namen van studenten die tussen 1948 en 1975 geslaagd zijn aan de oude ULO [Uitgebreid Lager Onderwijs] die op de grens van Breda en Teteringen stond. Mensen komen terug en proberen hun naam te vinden op die borden, dat is onvoorstelbaar. Het is eigenlijk een bord met namen, meer niet. Maar het geeft wel aan dat het voor mensen hier herkenbaar is.
En deze prachtige schuur?
De Heemschuur is onderdeel van een boerderij en we zitten in een nieuwbouwwijk. Eerst zou de boerderij worden afgebroken maar dat is tegengehouden. De gemeente heeft dat opgepikt en heeft een dorpshuis gebouwd in de boerderij, waaraan ook een school is aangebouwd. Daarbij zit ook een kinderopvang. Zo heb je een oude kern in een nieuwbouwwijk. De heemschuur is ook onderdeel van het Teterings landschap. Dit deel van Brabant wordt gekenmerkt door de Vlaamse schuren, die zie je hier in de omgeving veel. Wij huren deze schuur van de gemeente. Dat de gemeente dat aan ons toebedeeld is heel slim. Zo kunnen wij ons positioneren in de dorpskern.
Kunt u wat vertellen over de leden van de heemkundekring?
Iedereen is welkom. Maar wat je dan ziet is dat de mannen wat meer vertegenwoordigd zijn dan de vrouwen. De actieve groep is toch de 55-plusser. Ik denk dat dat komt omdat mensen die onder die leeftijdsgrens zitten nog bezig zijn met hun eigen maatschappelijke positie, de drukte van het huishouden en dat dat een groot beslag legt op hun tijdsbesteding. Maar dat zegt niet dat je als heemkundekring geen oog hoeft te hebben voor die andere groep en geen moeite moet doen om die groep in het programma te incorporeren. Als je dat niet doet, dan vergrijs je en sterf je uit. Dus je zult moeten blijven werken aan hoe je een jongere groep erbij krijgt en dat je voldoende aspecten erbij haalt die hun belangstelling hebben. Nu zorgen we bijvoorbeeld dat als we een tentoonstelling houden, dat we niet alleen mensen van 55-plus vragen maar dat we actief opzoek gaan naar jongere mensen en hen vragen hun kunst en activiteiten te laten zien. Bijvoorbeeld met fotografie of keramiek. Je moet bewust naar hen toe gaan en hen erbij betrekken want als je hen een tentoonstelling laat geven, komt hun kring ook binnen.
Hoe is het contact met groepen buiten de heemkundekring?
Het contact met de gemeente verloopt zonder problemen. Er zijn twee contacten: de gemeente Breda heeft een erfgoedafdeling en er is een erfgoedvereniging van Breda en omstreken. Dat zijn een stuk of acht heemkundekringen uit de omliggende wijken zoals Prinsenbeek en Het Ginneken die eens in de drie maanden samen komen. Het eerste uur kletsen we onderling over problemen, afspraken, adviezen en samenwerkingen met elkaar. Het laatste uur komen dan ambtenaren van de erfgoedafdeling van de gemeente Breda erbij en horen we wat zij van plan zijn. Er is dus goed onderling contact. Vanuit Brabants Heem zijn we ook aangesloten bij de regio-West bijeenkomsten. Zo schalen we het op; we hebben onze eigen vereniging en zijn aangesloten bij het gesprekskader in de stad Breda. De professionele ondersteuning in de zin van bijvoorbeeld collectie-inventarisatie in de Brabant Cloud via Memorix Major, komt van Erfgoed Brabant. Het deel uitmaken van een netwerk heb ik ook ingebracht als voorzitter. Als voorzitter zijnde moet ik zorgen voor het stimuleren van verbindingen in de omgeving. Dat vind ik ook leuk om te doen en is goed voor mijn persoonlijke ontwikkeling. Als heemkundekring wil je ook niet telkens zelf het wiel uitvinden. Nu kunnen we vragen hoe anderen iets aan hebben gepakt of waar zij sprekers vinden.
Hoe ervaart u het contact met provinciale organisaties, zoals Erfgoed Brabant?
Ik denk wel dat Erfgoed Brabant met twee zaken rekening moet houden: de professionalisering en de eigen positie in het veld. Aan de ene kant dragen zij zorg voor de ontwikkeling van educatiemateriaal en gemeenschappelijke zaken als Memorix Major, en de aansluiting bij het nationale en internationale circuit. Aan de andere kant moeten ze ook heel goed luisteren naar de individuele heemkundekringen en hen ondersteunen in de ontwikkeling van zaken als immaterieel erfgoed en landschapserfgoed. Dus dat de professionele partijen ook naar de heemkundekringen toe communiceren en niet alleen naar ‘de bovenkant’ - de professionalisering, de internationalisering en de nationalisering - maar ook naar de verenigingen op zich. Dat men luistert naar wat de verenigingen nodig hebben aan ondersteuning, en kijkt hoe die verenigingen kunnen worden meegenomen in de ontwikkelingen. Ik vind dat daar meer werk aan kan worden verricht.
Waarin zit dat gebrek nu?
Het is vaak iets wat in de beginfase van samenwerking plaatsvindt. Onder heemkundekringen zie je ook een soort stugheid voor ze enthousiast worden over hun gemeenteambtenaren bijvoorbeeld, omdat ze in het verleden vaak hebben gezien dat zij teleurgesteld worden. Je wordt bijvoorbeeld voor iets gevraagd en daar stop je energie in. De gemeente gaat dan met de wimpel waaien en vervolgens besta je ineens niet meer. Dat brengt met zich mee dat men in het begin wat terughoudend is om zich aan te sluiten bij het veld. Dat komt ook omdat het vaak eenzijdig is: de vraag komt van hen en van onze kant wordt dan iets geleverd. Daarna is het weg en dan merk je dat zij een eigen agenda hebben en wij ook, wat dan niet bij elkaar past.
Zegt het woord erfgoedparticipatie u iets?
Erfgoedparticipatie zelf niet. Maar ik kan me voorstellen dat erfgoed iets is dat vanuit ‘onderen’ moet komen, niet vanuit ‘boven’. Het moet niet zo zijn dat een paar historici zeggen hoe zij de geschiedenis willen hebben, zo werkt dat niet. Het ligt bij de mensen op de vloer en hoe zij het ervaren. Als je kijkt naar de geschiedenisboeken, dan gaat het ook vaak over de adel en de machtige steden. Maar je hebt nooit les gekregen over hoe normale mensen functioneerden en hoe hun leven was. Een heemkundekring komt daar veel dichterbij en kijkt meer naar dagelijkse activiteiten en de ontwikkeling van lokale mensen. Wij willen een platform bieden waarin mensen zich herkennen en de mogelijkheden hebben om hun eigen verhalen te vertellen aan hun kinderen en kleinkinderen. Dat het verhaal uit henzelf komt en wordt overgedragen aan de volgende generatie.
Is dat de kerntaak van deze heemkundekring?
Ja, en het in stand houden van de collectie zodat we een materiële basis hebben om het verhaal naar de volgende generatie te brengen. Dus het is een combinatie van die twee. Het verhaal hoort daarbij maar het is lastig. Het ‘grijze verhaal’ verdwijnt langzaam, mensen worden ouder. Dan moet je wel zorgdragen dat dat verhaal ergens genoteerd is. Met verhalen blijft dat erfgoed ook in het nu. Dan zie je dat het dynamisch is en dat erfgoed verandert in de tijd. Het is een continue doorgaand proces. Daar moeten we wel aan werken. Het probleem is dat mensen erfgoed vaak als oude geschiedenis zien. Maar ze moeten weten dat geschiedenis de moderne tijd kleurt. Verandering is een modeterm van de laatste tijd, het is de norm. Maar verandering is voor veel mensen ook iets dat energie kost. Bij hetzelfde punt blijven is makkelijk: “dat deden we gisteren zo, dat doen we vandaag dus ook zo.” Om dan wat anders te doen, vraagt heel veel energie.
Hoe kijkt u aan tegen de veranderingen t.o.v. erfgoed in de huidige maatschappij?
Je ziet dat op een gegeven moment in de tijd standpunten en meningen veranderen. Je moet dan de vraag stellen of je erfgoed laat verdwijnen of dat je het laat bestaan door de standpunten van toen toe te lichten en te laten zien hoe we geëvolueerd zijn. Dan kun je het erfgoed handhaven mét het verhaal erbij. Nu weet je wat men niet goed heeft gedaan in de geschiedenis, maar daarom hoef je de geschiedenis niet weg te laten. Die kun je niet veranderen maar je kunt wel toevoegen. Zo denk ik nu over de slavernijgeschiedenis: leg meer het accent op dat slavernij nog niet over is, dat wat in de 16e en 17e eeuw gebeurde nog steeds doorgaat. Ik denk dat het goed is wat er nu gebeurt, maar de slavernij heeft een veel grotere plaats in de geschiedenis ingenomen.
Hoe gaat de heemkundekring om met zulke geschiedenis?
Ik denk dat je moet opletten dat je geen mengelmoes van allerlei dingen hebt en moet proberen de collectie te concentreren op het lokale stukje. Het is al moeilijk om je te blijven concentreren. Mensen brengen zoveel dingen, dan moet je kijken of het echt bij de heemkundekring past en dat is lastig. Ik denk wel dat de gelaagdheid al zit in de objecten die je binnen krijgt en dat connecties met de koloniale geschiedenis er als vanzelf inzitten. We hebben een ‘Gaper’ [karikaturale beeltenis van een man met open mond, vaak met niet-Westers uiterlijk, die dienst doen als uithangbord bij drogisterijen], afkomstig van een apotheek. De waarde die er nu aan wordt gegeven, die werd er vroeger niet aan gegeven. Daarbij moet je duidelijk zeggen hoe het was in die tijd en nu moeten we uitleggen hoe dat dan kwam en hoe het zich heeft geëvolueerd in de loop van de tijd. In de discussie die nu wordt aangescherpt, komt vast wel evenwicht. Maar er worden dingen geaccentueerd en ik denk dat dat goed is. Wij kunnen zo’n object met die kennis positioneren in de tijd. Zo hebben we ook een aantal oude kaarten hier, dat is een soort canon van onze Teteringse geschiedenis. Daarbij kun je je ook afvragen hoe het toen zat en hoe we dat nu moeten zien in de loop van de tijd.
Wat zou u nog willen verbeteren binnen de heemkundekring?
We zijn steeds bezig met kijken naar hoe we meer mensen bij de heemkundekring kunnen betrekken. Ik denk dat dat één van de belangrijkste items is waar je continue energie in moet steken. In de maatschappij is iedereen zo druk bezig dat het lastig is voor mensen om buiten hun eigen structuur te treden. Dit is een kwestie van zichtbaarheid van en enthousiasmering voor de heemkundekring en oog hebben voor waar we bij kunnen aansluiten, waar behoefte aan is en of dat past bij waar wij voor staan. Dus we moeten niet alleen naar onszelf kijken maar ook naar de veranderingen in de maatschappij en dan vormen vinden die dat enthousiasme bijbrengt. We moeten aansluiten bij de scholen en hun themadagen als ‘Grootmoeders tijd’. Daar kunnen wij heel duidelijk een educatiemiddag voor organiseren, bijvoorbeeld met een speurtocht.
En ik denk dat het belangrijk is dat je op provinciaal niveau als heemkundekring in het overleg zit en organisaties als Erfgoed Brabant en Brabants Heem, de Provincie en de Stad Breda voeding geeft van wat er speelt bij ons en hoe zij daar beter bij kunnen aansluiten. Je kunt het dus ook omdraaien: wat doen heemkundekringen en sluit het provinciale of stedelijke beleid daarbij aan? Geef heemkundekringen een plaats erbij, want zij hebben ook een bepaalde functie. Zorg voor een combinatie. Als ze zeggen: “we gaan een nieuwe wijk ontwikkelen, waar moeten we rekening mee houden?”, ze dan ook naar de plaatselijke heemkundekringen gaan en vragen wat zij weten van de wijk en wat belangrijke punten zijn.
Waar schort het nu aan in dat contact?
Laat ik zeggen, hoe groter de stad, hoe groter de afstand. Het is nu redelijk, maar het kan verbeteren. Daarin zitten twee factoren: de heemkundekring moet zelf energie inzetten om naar die mensen toe te gaan maar zeker als het een grote organisatie is, zoals Erfgoed Brabant, zullen die organisaties zelf ook heel bewust energie moeten steken in het betrekken van de heemkundekringen. Dat idee komt ook voort uit mijn ervaringen in de medische wereld: er is een onderscheid tussen de dokter en de patiënt. De patiënt is de vragende factor, de dokter is de man met de grote kennis. De moeilijkheid als dokter zijnde zit hem erin dat je energie moet stoppen en moeite moet doen om het niveau van de patiënt te vinden. Dat is heel moeilijk en dan zie je dat sommige dokters niet in staat zijn om zich in te leven in het niveau en het milieu waar de andere kant vandaan komt. Ligt de schuld dan bij de patiënt of de dokter? Dat is hetzelfde voor organisaties als Erfgoed Brabant, zij moeten weten dat zij niet in hun eigen professionele bubbel moeten blijven zitten, maar dat ze terug moeten naar de basis. Erfgoed Brabant bestaat niet als er geen heemkundekringen zijn, net zoals de dokter niet bestaat als hij geen patiënten heeft. Als je op bezoek gaat, dan zie je ook hoe verschillend heemkundekringen zijn. Sommigen zijn lokaler, andere zijn groter.
Waar bent u al tevreden over?
Ik denk dat ik tevreden mag zijn met dat we hier een goede locatie hebben, dat we steeds meer zien met de mensen die op visite komen en dat we het nog steeds voor elkaar krijgen om elke drie maanden een goed blad te produceren.
Interview met Ad van Beurden, voorzitter van Heemkundekring Teterings Erfdeel uit Teteringen.
Rianne Walet, juli 2020.